Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening

 

Artikel 9.1.4
1
Een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt gelijkgesteld met een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
2
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een bestemmingsplan, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd, met dien verstande dat na dat tijdstip niet meer een verzoek als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke ordening kan worden ingediend.
3
Voor gebieden binnen de bebouwde kom, waar op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog geen bestemmingsplan of daarmee gelijkgestelde planologische maatregel van kracht is, wordt binnen vijf jaar na dat tijdstip een bestemmingsplan dan wel een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening vastgesteld.
4
Voor een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt dat ten minste vijf jaar voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk is geworden en waarvoor vóór dit tijdstip geen vrijstelling is verleend als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, wordt binnen vijf jaar na dat tijdstip een bestemmingsplan vastgesteld overeenkomstig artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan is na afloop van bedoelde termijn artikel 3.1, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
5
[Dit lid is nog niet in werking getreden.]


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •